Twee maanden later.
Arin is in de therapie aan het aarden, op zijn manier, hij komt trouw, zegt geen sessies af ook al is het druk op kantoor, hij bereidt zich voor op een toets voor zijn specialisatie in de advocatuur, zijn leven bestaat uit werken, studeren en sporten. Hij praat daar veel over in detail, vaak een woordenvloed, hij laat zich niet graag onderbreken, hij blijft het praten over zijn gevoel ontwijken, hij doet dat deels bewust, deels onbewust, maar als het mij lukt hem bij zijn gevoel te brengen, dan ontsnapt hij vliegensvlug en geeft hij mij het gevoel dat hij mij even iets laat zeggen uit beleefdheid van hem naar mij toe. Dat beaamt hij, hij vindt het netjes om mij de gelegenheid te geven ook iets te zeggen. Hij is ook best nieuwsgierig naar wat ik hem te vertellen heb, hij erkent mijn deskundigheid.
Arin vertelt uitgebreid over een situatie op zijn werk, hij werd gevraagd mee te gaan naar de kantine, er was een hapjesproeverij ingericht door een nieuwe winkel in de buurt van het kantoor. Hij wilde eerst weggaan met een smoes, maar besloot dat niet te doen, zo maf wilde hij niet zijn. Het was heel leuk en de hapjes waren fantastisch, ook veel met ingrediënten uit het Midden -Oosten, Iran, Syrië, Libanon, de eigenaars van de nieuwe winkel waren twee broers uit Libanon, zij spraken goed Frans, dat kan hij ook, het was gezellig, het slikken ging redelijk, er was veel zoete thee, dat hielp. Hij is uitgepraat en kijkt mij vrolijk aan
Ik: wat betekent het voor jou dat je deze gebeurtenis op je werk aan mij vertelt?
A: nou ja, gewoon, in therapie praat je over wat je doet
Ik knik
A: dat is voor mij al best bijzonder
Ik: is dat zo?
A: ik vind dat ik al veel meer over mijzelf vertel, ik vertel alles over mijn klachten toch? Nu ook weer over het slikken
Ik: dat is zo
A: trouwens, ik heb minder buikpijn en de druk op mijn borst is veel minder, ik val ook wat makkelijker in slaap, maar mijn slikklachten zijn nog even erg, die beperken mij in de omgang met mijn collegae, in de lunchpauzes, op de vrijdagborrel en bij diners, ik was blij dat het met de hapjesproeverij goed ging maar dat was toevallig
Ik: wat zie je voor je dan?
A: ik ben heel bang mij te verslikken of op een rare manier te eten
Ik knik
A: daar heeft u mij nog niet vanaf kunnen helpen
Ik: daar ben ik mij van bewust
A: bij mijn ouders kan ik wel eten, ik heb dan ook slikklachten, maar mijn moeder denkt dat ik grote amandelen heb, dus die zijn dat van mij gewend, ik had als kind veel keelpijn, en mijn vader ziet niks, die leeft voor zichzelf
Ik: laatst had je een clash met hem?
A: het is weer heel gezellig, mijn vader is bijgedraaid nadat ik hem heb verzekerd dat ik weer helemaal beter ben, keihard werk en studeer en heel veel geld verdien
Ik: Arin, ik ga even terug naar mijn eerdere vraag aan jou wat het voor jou betekent om mij over je dagelijkse doen te vertellen
A: u weet best dat ik dat prettig vind
Ik: ja dat merk ik, zolang je het hebt over de doe-dingen, daar wil je veel ruimte voor hebben en die ruimte is er natuurlijk ook
A: ik vertel u toch belangrijke dingen?
Ik: jazeker
A: u bent een luisterend oor, dat vind ik fijn
Ik: dat weet ik
A: en het gaat een stuk beter met mij sinds ik hier kom, behalve dan het slikken
Ik knik
A: doe ik het niet goed hier?
Ik kijk vragend: waar komt dat nou vandaan? Ik dacht juist dat ik het niet goed deed met jou? Je hebt nog slikklachten toch?
Lange stilte
A: ik weet best waar u op doelt, u wilt dat ik praat over mijn gevoel in plaats over alles wat ik doe
Ik: ja, over wat je vóelt bij wat je doet
A lacht: in Iran is dat iets voor dichters, ik word advocaat, mijn denken bepaalt wat ik wel of niet ga doen, met je gevoel verdien je geen geld
Ik: ik waag het je te vragen wat je voelt bij wat je nu zegt
A: ik vind het een vervelend onderwerp, ik zal u een voorbeeld geven, op mijn afdeling zit een collega, een stagiaire van mijn leeftijd, hij zegt heel vaak “dit voelt niet goed”, ik kan daar niks mee, ik haak af
Ik: wat zou hij bedoelen als hij dat zegt?
A: weet niet, kennelijk is zijn gevoel belangrijk voor hem, dan gebeurt er iets tussen hem en een cliënt, hij werd laatst uitgescholden door zijn cliënt, hij was beledigd, mij kan het niks schelen als een cliënt kwaad op mij is, dat hoort erbij
Ik: jij schakelt dan je gevoel uit, in tegenstelling tot je collega, die mag van zichzelf er wel iets bij voelen als hij wordt uitgescholden
A: het stomste vond ik dat hij tegen zijn cliënt had gezegd dat hij gekwetst was door de manier waarop zijn cliënt tegen hem tekeer was gegaan
Ik: kon jij je dat indenken?
A: nee, hij moet zich niet bang laten maken door een dom dreigement
Ik: de cliënt had hem behalve uitgescholden ook nog bedreigd?
A: ja, hij had gezegd dat hij wist waar zijn zus woonde
Ik kijk ernstig: oei!
A: ja dat zeiden de anderen ook die bij de bespreking waren en de groep maakte er een punt van
Ik: hoe?
A: de supervisor van de stagiaire gaat de eerstkomende bespreking mee en gaat de cliënt confronteren met die bedreiging, want dat willen ze niet op dit kantoor, dan wordt hij als cliënt geweigerd
Ik: mee eens?
A: nee, eigenlijk niet, feitelijk is er nog niks gebeurd
Ik: je collega deelde zijn gevoel met de anderen, het bang gemaakt worden
A: het deed hem goed zei hij, hij voelde zich gesterkt, ik vind dat overdreven
Lange stilte
A: weet u, wij zijn bang voor oorlog, uit je huis gesleurd en vermoord worden
Ik: je oma
A: precies, en wij zijn bang voor ziektes waar je dood aan kunt gaan
Ik: dat mag ook van jou
A: ja
Ik knik
A: wij zijn altijd bang, voor buren die tegen ons schreeuwen dat we naar ons eigen land terug moeten, of dat wij, kinderen werkloos zijn, of dat we dodelijke ziektes hebben, maar iets vervelends op je werk, dat moet je aan kunnen, je gevoel doet er dan niet toe, gewoon verdringen naar je onbewuste, dat heb ik gelezen, zo gaat dat
Ik: zolang die erge dingen niet aan de orde zijn moeten jullie sterk en flink zijn en moeilijke gevoelens verdringen?
A: gevoelens maken je slap, gewoon goed denken en doen dan komt alles goed
Ik: en wat nu als het onbewuste zich niet ongemoeid laat en je weggestopte pijnlijke gevoelens vermomd naar je terugstuurt?
A: vermomd?
Ik: in een lichamelijke klacht bijvoorbeeld?
A: jaja, de theorie over lichaam en geest, die stofjes, heb ik gelezen, dat klopt, dan doe ik het goed hier bij u want dan voel ik toch, weliswaar vermomd maar dat doet er niet toe, ik heb wel degelijk gevoel, ik ben niet een gevoelloos persoon, dat wil ik niet zijn
Ik: je lichaam voelt voor jou, je wilt niet bewust voelen, dat is te pijnlijk voor je, en dat is heel begrijpelijk
A: ik moet dus eerst naar mijn lichaam luisteren?
Ik: om bij je gevoel te komen, zoiets van: mijn lichaam vertelt mij iets, wat zou mij nu dwars kunnen zitten?
A: ben ik eigenlijk ergens bang voor
Ik: en durf je dat niet te voelen?
A: zo dus
Ik: ja dat is precies wat ik bedoel, zou je dat kunnen helpen?
A: ja ik denk het wel, zo heb ik het zelf in de hand, ik beslis zelf of ik op dat moment naar mijn lichaam luister, ik blijf graag eerst denken
Ik knik
A: ik doe hier al meer dan ik ooit gedaan heb, maar ik ben het er mee eens
Ik knik
A: ik denk dat het goed voelt om dit tegen u te zeggen
Ik: we hebben sámen gepraat, het is nu meer dan alleen jij die mij iets vertelt en ik die luistert
A: u vindt het belangrijk dat ik vóel dat ik u iets over mijzelf vertel
Ik knik: wát je vertelt wordt dan minder belangrijk, maar dat je mij laat zien wat je moeilijk vindt, om daar samen naar te kijken, dat is van belang
A: u helpt mij te kijken naar iets van mijzelf dat ik eigenlijk niet wil weten
Ik: of voelen
Lange stilte
Ik: samen kijken naar iets dat je niet van jezelf begrijpt, je staat er in deze ruimte niet alleen voor
A: om naar mijn slik probleem te kijken met u
Ik: bijvoorbeeld, hoe kijk je daar nu tegen aan?
A: dat het waarschijnlijk niet door mijn grote amandelen komt
Ik: je KNO arts vindt dat onwaarschijnlijk
A: moet ik die oorzaak laten varen?
Ik: die oorzaak is zo vertrouwd voor je geworden, alsof die bij je hoort, het kan best zijn dat je grote amandelen hebt, maar die hoeven niet je slikklachten te veroorzaken, zo zegt je arts dat
A: ik blijf het lastig vinden, dat psychische, ik word er somber van
Ik: somber? ….
A: ja, of down, ik ga me ergeren
Ik: voel je je geïrriteerd? Zo kijk je wel nu
A: ja, als ik niet oppas word ik boos op u
Ik: omdat ik je iets laat voelen dat je naar vindt
A: ………ik weet niet meer wat ik moet zeggen, ik ben ineens zo moe, is het al tijd?
Ik: bijna, rust even uit, we zijn gewoon samen even stil
Arin gaat achterover zitten en zucht diep, hij kijkt mij peinzend aan: ik ben oké, knikt mij toe en staat op, ik doe de deur voor hem open, er staat een afspraak.