De Divan op de Kring met de voordracht van Samira Bouchibti
Datum 25 april 2024
Titel: Sociale verbinding en geestelijke gezondheid
Inleiding: Liesbeth Dullaart-Pruyser, psychoanalytica: Freud en de vreemdeling
Welkom mensen en welkom Samira
Samira’s voordracht gaat over onze inclusieve maatschappij waarin alle mensen kunnen meedoen, en hoe goed dat is voor een ieders geestelijke gezondheid.
Kortom, niemand hoeft zich in ons land een buitenstaander, kansarm, een vreemdeling of gediscrimineerd te voelen.
De psychoanalyticus Sigmund Freud, van belang voor onze Divan, werd wél gediscrimineerd, zelfs tot levensbedreigend toe.
In zijn autobiografie schrijft hij, dat hij zich in Wenen nooit heeft thuis gevoeld, een buitenstaander, een vreemdeling.
En dat hij er zich pas later van bewust werd hoezeer hij de realiteit, te behoren tot een groep mensen die al eeuwenlang gediscrimineerd werd, in zijn kindertijd gevoelsmatig heeft verdrongen.
Des te interessanter is, dat Freud zich in zijn beroep met bezielende overtuiging heeft sterk gemaakt voor het bestaan van een vreemdeling van wie bekend is dat wij deze echt niet willen toelaten, die wij ervaren als bedreigend voor ons welbevinden, ons psychisch evenwicht en onze bestaanszekerheid.
U begrijpt, ik heb het natuurlijk over ons eigen onbewuste, en de voor onszelf onbekende inhoud ervan.
Feitelijk: Freud werd geboren in 1856 in Tsjechië in een Joods gezin, waar zijn vader, Jacob Freud, een wolhandel had. Jacob raakte failliet na de economische crisis van 1857, kon zijn gezin niet meer onderhouden en besloot met zijn gezin Tsjechië te verlaten om in Leipzig meer geld te verdienen.
Toen ook dat na een jaar nog niet gelukt was trokken zij verder naar Wenen waar zij in het Joodse Getto in Leopoldstadt een woning konden vinden, de kleine Sigmund was toen vier jaar.
Samenvattend kan je zeggen, Sigmund Freud was de zoon van immigranten, van gelukzoekers, hij behoorde tot een gediscrimineerde minderheid en leefde afgeschermd van de Weense burgerij in een getto onder armoedige omstandigheden en kreeg maatschappelijk minder kansen dan de niet-Joodse Weense burgers.
Als men Freud toen hij allang succesvol was naar zijn jeugd vroeg antwoordde hij steevast: over mijn jeugd valt niet bijzonders te vermelden.
Dat lijkt mij een understatement.
Toch kon de jonge Sigmund zich ondanks de maatschappelijke beperkingen waaronder de Oostenrijkse Joden moesten leven, goed ontwikkelen.
In het getto waren de meeste mensen arm, maar er woonden ook welgestelde Joden, dat zag de jonge Sigmund en zijn ambities werden erdoor versterkt.
Door gulle financiële ondersteuning vanuit de zakelijk succesvolle volwassen halfbroers van Sigmund die naar Engeland waren geëmigreerd, konden de kinderen naar school en Freud bleek al gauw een bolleboos.
Hij ging na het gymnasium medicijnen studeren, promoveerde op zijn 25ste in de psychiatrie en streefde een wetenschappelijke carrière na, maar in het antisemitische wereldje waren zijn kansen daartoe nihil.
Om het hoofd boven water te houden was hij genoodzaakt drie jaar arts assistent te zijn bij neurologie, maar zijn liefde lag bij de psychiatrie en in1885 waagde hij de sprong naar Charcot in Parijs, die werkte met hysterische patiënten.
Het lijkt erop dat vanaf toen Freuds wetenschappelijke ambities het wonnen van zijn gediscrimineerde positie.
Hij ging in zelfanalyse, analyseerde zijn dromen en zijn vrije associaties, begon te publiceren, het favoriete thema was het onbewuste en de verdrongen inhoud ervan.
Realiseert u zich hoe gewaagd het eigenlijk was dat Freud juist zo’n originele theorie over de menselijke geest ontwierp. In feite gaf hij ons een nieuw mensbeeld!
En dat zijn theorie aanvankelijk als buitengewoon schokkend en provocerende werd ervaren!
Een beetje handig manoeuvreren in de academische wereld om als Joodse wetenschapper geaccepteerd te worden, had net zo goed gekund, maar dat deed hij niet.
Hij wou meer, en hij had in zijn kindertijd al gezien dat Joodse mensen ook succesvol konden zijn.
Bovendien werd hij thuis aanbeden door zijn ouders en zijn siblings, hij kreeg in de kleine behuizing als enige kind een eigen kamertje, zodat hij zich in alle rust aan zijn studie kon wijden!
Die positie is best een goede tegenhanger voor de tegenovergestelde situatie buitenshuis, en heeft ongetwijfeld aan zijn zelfvertrouwen bijgedragen.
Freud wou dus meer dan alleen maar een beetje in de luwte geaccepteerd te worden, hij wou opvallen!
Wat daarbij hielp was zijn zelfanalyse. Het lijkt erop dat zijn verdrongen gevoelens van razernij, onmacht en vernedering over het maatschappelijk uitgesloten zijn gedurende zijn zelfanalyse aan de verdringing ontsnapten.
Hij kon de pijnlijke herbelevingen verdragen.
Je zou kunnen zeggen dat Freud de vreemdeling in hemzelf kon toelaten.
Dat ontspande hem en zijn enthousiasme om aan Die Sache (de psychoanalyse) te werken gaf hem zelf veel vreugde.
Ook werd hem duidelijk door zijn eigen dromen te analyseren hoe verwarrend en bedreigend zijn verboden gevoelens geweest moeten zijn voor zijn vader en moeder toen hij nog heel klein was, zijn oedipuscomplex .
Zowel bij zichzelf als bij zijn patiënten bemerkte Freud dat door het analyseren van de bedreigende inhoud van het onbewuste, psychische symptomen, zoals de grote vier, angst, dwang, depressie en onverklaarbare lichamelijke symptomen, verminderden. Daardoor kwamen ruimte en rust in het bewuste leven, ruimte en rust voor nieuwe creatieve processen.
En inderdaad, Freud viel op door zijn creaties. Zijn vernieuwende theorie over de infantiele seksualiteit werd in de menswetenschappen voorgoed neergezet, voor velen viel het kwartje betreft een nieuwe behandelingsvorm, voor velen waren zijn theorieën onacceptabel.
Maar ondanks zijn succes heeft Freuds Joodse afkomst hem ook later veel verdriet en angst gegeven.
Dit zagen we bij Jung, de jongere collega psychoanalyticus met wie Freud na een diepe vriendschap, een heftige breuk heeft beleefd mede veroorzaakt doordat Jung voor zijn carrière vreesde als hij met die Joodse Freud en zijn schandalige ideeën over de infantiele seksualiteit bleef omgaan. En zijn angsten, de nazi’s….
Trouwens, waarom bleef Freud in Wenen wonen? Hij haatte Wenen toch?
Toen hij wereldbekend werd kreeg hij kansen genoeg om het antisemitische Wenen te verlaten om ook elders een bloeiende praktijk te beoefenen.
Maar hij bleef er wonen, met zijn hele familie, totdat anderen voor hem en zijn familie de vlucht naar Engeland in 1938 organiseerden.
Als ik Freud op de bank had gehad dan zou ik een duiding hebben gewaagd over zijn reparatiewens: dat mensen vaak blijven plakken aan mensen en situaties door wie ze beschadigd zijn, in de onbewuste hoop, dat de beschadiger, tevens de genezer wordt. Duidelijk is dat Wenen niet de genezer werd.
Ik ga afsluiten met een link naar Samira’s voordracht.
Toen ik precies 40 jaar geleden klaar was met mijn opleiding van psychoanalytica begaf ik mij met mijn patiënten op de bank in een vrij beperkte kring, een soort niche.
Genezing was sterk individueel gericht, goed voelen met jezelf, in een goed contact zijn met het onbewuste, de realiteit en je geweten, en vermindering van je persoonlijke psychisch leed, daarop was de behandeling gericht.
Maar richting de recente eeuwwisseling werd het belang van psychotherapie breder geacht.
Niet alleen kwaliteit van leven voor het individu met zichzelf en in zijn kleine kringetje, de wereld bleek groter dan dat om geestelijke gezondheid te bereiken. Persoonlijk welbevinden in de context van brede sociale verbindingen bleek een belangrijke indicatie te zijn voor geestelijke gezondheid.
Ik kon dat merken aan de vragenlijsten die psychotherapeuten over hun patiënten moesten invullen.
Daarbij werden vragen gesteld als: doet u vrijwilligerswerk, wordt u geïnspireerd door mensen van andere culturen, kunt u sociale diversiteit waarderen, ervaart u variëteit in uw sociale relaties.
Als je daar ja op scoorde, zat je goed met je geestelijke gezondheid.
Duidelijk een bredere definiëring van hoe geestelijke gezondheid zich manifesteert en die definiëring dringt vandaag de dag ook in politieke kringen door.
Iemand die daar veel vanaf weet staat naast mij, Samira, heel graag ga ik naar jou luisteren en de zaal vast ook.