Wim en Mary, de gestorven vader (6)
Wim heeft de laatste afspraak geannuleerd, de reünie heeft vorige week plaatsgevonden, Wim heeft om een afspraak gevraagd.
Wim: de reünie geeft veel stof tot nadenken….ik heb je weer nodig, ik zal proberen to the point te komen, waar zal ik beginnen…. kan je aan mijn gezicht zien hoe ik me nu voel?….
Ik: bij benadering……..
W: ik voel me………hoe kijk ik?
Ik: zoekerig
W: zoekerig, zoiets
Ik: verstopperig?
W: verstopperig….
Ik: met de deksel erop
W: ik zoek mijn gevoel, het lukte niet, ik ben het zoeken gestaakt
Ik: en de deksel erop gedaan
W lacherig: ja vast wel
Ik: je ging iets uit de weg?
W: niet tijdens de reünie, die was best leuk, ik was trots op mezelf dat ik mee had gedaan
Ik: dat is een goed gevoel, is dat er nog steeds?
W: ja, helemaal, een soort score behaald
Ik: oké, die heb je binnen, nu dat andere..
W: in het weekend ging ik mij achteraf schamen over iets dat ik deed op de reünie, iets dat niemand heeft gemerkt, dat weet ik zeker
Lange stilte
Wim: ik ging op een bepaald moment even naar buiten en belde mijn moeder, zij nam op en ik vertelde haar dat ik op de reünie was, ik had haar verteld dat die zou plaatsvinden. Ze reageerde verbaasd, ze had bezoek en ik hoorde dat het haar niet uitkwam, ze riep, veel plezier, ik spreek je morgen en hing op.
Lange stilte
W: ik ging weer naar binnen, het was gezellig, bij het weggaan zei Ab dat hij het fijn vond mij zo vrolijk te zien, hij stelde voor contact te blijven houden, graag zei ik, ik voelde me blij
Lange stilte
Ik: je belde je moeder tijdens de reünie
W: tja…. dat was toch best raar, achteraf beschouwd
Ik: op dat moment was het niet raar, kennelijk
W: op dat moment wilde ik bij haar zijn, of dat zij even bij mij was
Ik knik
W: toch schaamde ik mij ervoor, dat ik haar belde
Ik: nu ook als je het vertelt aan mij?
W: dat niet, maar ik hoop dat je het mij kan uitleggen
Ik: dat we samen dat gevoel kunnen vasthouden, het niet weer wegstoppen
W: dat is oké, ik duik er in, dat voelt hier veilig
Lange stilte
W: het kwam door het gebouw
Ik: een gevoel dat je in het gebouw kreeg
W: ja dat was het
Stilte
W: die school, de geur, het was er allemaal weer zo
Ik knik
Stilte
W: mijn moeder belde mij de volgende dag op, wat was er nou met je, zei ze, het klonk bezorgd maar ook een beetje lacherig, ik legde het haar uit, mijn gevoel, in die oude school, papa’s dood, en dat ik haar even nodig had, op dat moment, ze was lief en begrijpend, ze zei dat het haar trof, we zeiden verder niet meer zoveel, gelukkig schaamde ik mij minder
Ik: je moeder nam je schaamte weg
W: ja dat deed ze, ik dacht er verder niet meer aan, het was over
Ik: je mag je moeder nodig hebben
W: ja, je weet dat zij ons altijd financieel steunde, dat doet ze nog wel eens, maar dit was veel belangrijker
Ik: mooi hoe je je bewust was van wat je voelde in de oude school en dat je dit met je moeder wilde delen, dat je haar nodig had, je behoefte won het van het schamen
Lange stilte
W: ik was weer dat jochie van acht zonder vader, in die korte broek en die altijd bezwete nek
Ik glimlach
W: ik schaamde me heel vaak omdat ik geen vader had, dat is toch raar…
Ik: er ontbrak iets aan je
W: ik was niet meer heel, een soort amputatie, iets is afgestorven
Stilte waarin Wim huilt
W: heel af en toe heb ik dat nog wel eens
Ik: dat weet ik van je
W: dan heb ik dat dooie, dat ik niet echt leef, maar een beetje op de bank hang, zonder inhoud
Ik: op zo’n moment geef je jezelf geen inhoud om pijnlijke dingen niet te voelen
W: mmmm, ja daar kan ik wel iets mee, maar ik schaam mij wel ervoor, dat voel ik dus wel
Ik: als je je schaamt wil je eigenlijk even onder de grond verdwijnen, niet zichtbaar zijn
W: ja, niemand mag mij zo zien, want ik ben zwak en onbetekenend, waardeloos
Ik knik: zo voelt dat
W: als ik dat dooie heb dan voel ik mijzelf niet, ook niet dat ik waardeloos ben
Ik: ga eens terug naar het moment dat je je moeder belde
W: ik belde mijn moeder tijdens de reünie in de hoop dat zij mij weer sterk kon maken
Ik: dat ze je begreep en je misschien even troostte?
W: ja maar dat deed ze niet, ze had bezoek, het kwam haar niet uit
Ik: je moest het zelf doen
W: zoiets ja, het hielp om gewoon weer naar binnen te gaan, naar een groepje dat stond te praten, ik deed mee, dat ging eigenlijk best vanzelf
Ik: dat ging dus goed, kan je dat voelen?
W: ja best, zoals ik al zei, de avond was leuk
Ik: je was weer heel
W lacht en gaat verder: ik was van de week bij mijn moeder en zij vroeg mij of ik ook aan Mary had verteld hoe ik mij tijdens de reünie had gevoeld
Lange stilte
W: toen kreeg ik een naar gevoel, dat wou ik niet, maar dat heb ik nog steeds, ik besefte ineens dat ik bepaalde dingen niet met Mary kan bespreken vanwege haar reactie, die ik ken en die ik vervelend vind
Ik: ahh dat is dat zoekerige en verstopperige dat op je gezicht staat te lezen
W: dat denk ik ja, dat is eigenlijk waar het om gaat vandaag, Mary weet natuurlijk van mijn vader, en ook hoe ik zelf in het vaderschap sta, dat hebben we met jou besproken, maar er speelt iets anders tussen Mary en mij, best lastig uit te leggen, het gaat over háar vader
Lange stilte
W: iets dat jij niet weet, want dat hebben we jou nooit verteld, Mary wilde dat niet
Ik: weet Mary dat je dit nu aan mij gaat vertellen?
W: ja, ze wil het zelfs graag, de volgende keer komt zij weer mee
Ik: dat is dan afgesproken, daar reken ik op
W: dat kan je
Ik: oké
Wim: haar vader is in 1935 geboren, in een NSB gezin, hij zat als kleine jongen bij de Jeugdstorm, een soort padvinderij voor NSB kinderen. Na de oorlog werd hij in een kindertehuis geplaatst, los van zijn moeder, zijn vader, Mary’s opa, die zat 2 jaar gevangen. Mary’s vader trouwde in 1965 met een Duitse vrouw die in Nederland woonde, Mary werd geboren, zij was hun enige kind. Toen ik Mary leerde kennen waren beide ouders al gestorven. Mary praat niet over haar ouders. Ik weet van haar dat haar ouders geen enkele band hebben met nazisme of fascisme, maar beiden hebben zich bij wijze van spreken onzichtbaar gemaakt, uit schaamte, angst, vanwege trauma’s. Dat heeft zijn weerslag gehad op Mary’s opvoeding en hoe zij is
Lange stilte
Wim: Mary schaamt zich voor wie zij is, zij vindt dat zij niet geboren had mogen worden, alle gesprekken over mijn gestorven vader vindt zij best zielig maar niet zo erg als waar zij uit geboren is. Zij vindt dat ik geen redenen heb voor psychische stoornissen. Zij zegt dat ik voornamelijk de problemen in ons gezin geef en zij niet, zij mankeert niks.
Ik: welk gevoel geeft jou dat over jezelf?
W: zwak en slap, dat begrijp je wel, maar het lijkt wel of ik dat steeds minder heb, ik voel mij beter en onderneem meer, ik ben ook minder angstig dan vroeger
Ik: je kan je gevoelens beter aan
W: ja zeker, dat doe ik ook bij jou, ik ben minder dood vanbinnen
Ik: waar zit je nu mee betreft Mary?
W: ik heb het nare gevoel dat zij mijn problemen nodig heeft om die van haar te verbergen, eigenlijk verstopt zij veel meer dan ik
Ik: wil je iets met dat gevoel over haar?
W: ik wil daarover met haar in gesprek
Ik: zo’n gesprek moet je samen willen
W: ik probeerde nooit te voelen dat ik een zwakke rol toebedeeld kreeg van Mary en de kinderen, ik liet het toe…..
Ik: dat is belangrijk wat je zegt, je liet die rol toe, daar zal je een innerlijk motief voor gehad hebben
W: daar heb ik over nagedacht, ik vind het ook vreselijk voor mijzelf dat ik zo vroeg mijn vader heb verloren, maar ik deed heel erg mijn best om er voor mijn moeder te zijn en haar flinke zoon te zijn, ik ben niet zielig
Ik knik
W: dan moet het iets zijn dat ik niet durfde te voelen, iets onbewusts, zoals jij dat noemt
Ik knik
W: ik snap het niet helemaal, na de dood van mijn vader was ik sterk en flink, bij Mary en de kinderen ben ik zwak en passief
Ik: mooi zoals je dat zegt, zo’n tegenstelling
W: die tegenstelling botst nu in mij, daar heb ik last van
Lange stilte, Wim begint te huilen
Ik: enerzijds flink, anderzijds zwak
W: dat is toch veel te simpel!!
Ik knik
W: we vergeten iets
Ik: je stopt iets weg
W kijkt vragend: …..??
Ik: onder je flinkheid en je zwakte zit je verdriet…
W: van toen?
Ik knik: en ook van nu
W: over toen mijn vader stierf
Ik: en toen je zo flink moest zijn van jezelf, en geen verdriet mocht voelen
W: en nu?
Ik: dat je verzwakt bent door je verdriet te verdringen en het flink zijn niet meer kon volhouden
W: en dat mijn zwak zijn Mary uitkomt, maar daar is zij zich vast niet van bewust
Ik: jij helpt haar op zo’n manier te verdringen waar zij verdriet over heeft
W: moeilijk hoor
Ik: eigenlijk versterken jullie elkaar in het verdringen van jullie eigen verdriet en het lijkt alsof jullie elkaar helpen
W: aha, daar voel ik iets bij, de verkeerde hulp
Ik: verkeerd zou ik het niet noemen, dit doen mensen, elke dag en overal ter wereld worden dingen verdrongen, dat geldt ook voor jullie
W: dus eigenlijk heel normaal, dit is stof tot nadenken maar ik heb het nog niet helemaal beet, best lastig
Ik: dat is het ook
W: maar ik voel duidelijk dat ik het steeds erger vind dat Mary de dood van mijn vader bagatelliseert
Ik: ik hoor je, maar dit gaat jullie allebei aan, we gaan er verder over praten waar Mary bij is, jullie komen de volgende keer samen.
Wij maken een afspraak.