Fred, rouw (9)
Maanden verder.
Fred is goed gewend in zijn nieuwe huis. Alles is ongeveer klaar. Zijn zoon is verhuisd. Hij voelt zich gezond en fietst veel in zijn omgeving, de polder in.
Fred: Roos is in verwachting, het gaat allemaal goed.
Hij bukt zich en haalt een papier uit zijn tas: kijk, ik heb een portret gemaakt van mijn kleinzoon
Ik zie een prachtige potloodtekening
F: de eerste keer dat ik je een tekening van mij liet zien was die van Eva’s sterfbed
Ik knik
F: deze tekening houd ik voorlopig nog even zelf
Hij kijkt mij peinzend aan: ik denk dat het de laatste tekening is…..ik voel niet zoveel meer als ik aan het tekenen ben, vroeger was het een soort drang, maar die heb ik niet meer, als ik nu mijn potloden zie staan zie ik er eigenlijk tegenop om weer aan iets te beginnen
Lange stilte
F: heb ik een paintersblock?
Ik: voelt het als een block?
F: ik weet het niet, ik word ongelukkig van de gedachte dat ik niet meer zou tekenen
Ik: je zei dat je niet zoveel voelt als je aan het tekenen bent
F: vroeger werd ik er zo blij van, wat er ook gebeurde, ik had altijd mijn potloden en penselen
Ik: een block is een soort angst, dacht ik
F: voor het lege doek? Volgens mij is het dat niet
Ik: je zei dat je niet meer zoveel voelde als je aan het schilderen bent
Fred knikt
Ik: misschien blokkeert het je dat je er niet meer zoveel bij voelt
F: dat ik dat al verwacht van tevoren
Ik: dat je onbewust het gemis verwacht
F: denk ik ja, maar dat is dan inderdaad wel onbewust, maar nu je dat zegt, daar voel ik wel iets bij
Ik: je verheugt je minder
Lange stilte
F nou, laat maar zitten, ik merk dat ik somber word
Ik: dat zie ik ook, daarom laten we het niet zitten
F: ik wil hier straks prettig weggaan
Ik vrij resoluut: laten we even teruggaan: kan je beschrijven wat je altijd voelde bij het schilderen?
F: het deed mij goed, ik maakte best mooie dingen, dat maakte mij blij, je hebt mijn site gezien
Ik: je bent getalenteerd, dat weet je zelf ook wel, ook nu nog
F: ja dat weet ik, maar ik knap er niet meer van op
Ik: was het dat?
F: dat ik ervan opknapte, ja dat denk ik wel
Ik: dat voelde je steeds, dat het je goed deed
F: ja, het hielp mij, ik was volkomen kapot na de dood van mijn ouders
Ik: het schilderen was helend en troostend
F: ja, ik voelde mij dan minder kapot, en inderdaad heel erg troostend, voor alles, mijn ouders, het gelazer op mijn werk, mijn burnout, Eva’s ziekte en dood
Lange stilte, Fred huilt
Fred stopt de tekening weer in zijn tas terug en zegt heel nadrukkelijk: ik schilderde om van mijn verdriet weg te blijven, ik verdween als ik schilderde, dat hielp mij
Ik knik: dat zeg je mooi
F: ik hoef nu niet meer te schilderen om mijn verdriet uit de weg te gaan
Ik: je kan je verdriet prima aan
F: mijn verdriet hoeft niet weg, ik red me er wel mee
Ik: je kan je verdriet verdragen, dat blijkt
F: dan kan het schilderen een ander doel krijgen, denk je niet?
Ik: noem eens iets?
F lacht: gewoon plezier erin
Ik: en dat te voelen
F: wat je zei over het verheugen
Ik: en vergeet je talent niet, dat laat zich niet zomaar uitschakelen
F: tuurlijk niet, dat ga ik niet met mijzelf doen