Fred, rouw (8).
Fred is een aantal weken onregelmatig op therapie gekomen. Hij werd zeer in beslag genomen door de verkoop van zijn huis en de verhuizing zelf. Hij kreeg veel hulp van zijn dochter en zijn beste vriend Paul, en ook zijn zoon kwam hem te hulp. Met zijn zoon was iets akeligs gebeurd, zijn vrouw had plotseling maar definitief hun relatie verbroken. Aangezien zij samen in haar huis woonden, heeft zij hem eruit gezet en heeft hij zijn toevlucht bij Fred gezocht. Hij logeert al een aantal weken bij Fred in het dijkhuisje. De aparte woonunit in de tuin wordt gebouwd.
Fred: daar ben ik weer, ik heb veel te vertellen
Ik: ik ga naar je luisteren
F: ik heb je telefonisch even gesproken en je al wat verteld over mijn nieuwe huis en mijn zoon
Ik knik
F: ik vind het zo fijn dat Gerben niet meer boos op mij is over dat ik wilde verhuizen. Hij heeft min of meer zijn excuses gemaakt en is heel blij dat hij bij mij mag zijn tot hij zelf een nieuwe woning heeft ineens zegt hij peinzend, maar, ik wou het over iets met je hebben, iets dat mij puzzelt, hoe weet ik nou dat ik alleen kan zijn? Echt alleen in een totaal nieuwe omgeving waar niets herinnert aan mijn ouders en mijn vrouw?
Ik: mooie vraag
F: nu ben ik weer niet alleen, mijn zoon woont bij mij, hij is verdrietig en boos over zijn scheiding, maar heel lief en zorgzaam voor mij, Roos komt veel langs
Met Pim, soms is het mij zelfs te veel!
Ik: je wilt het kunnen, alleen zijn
F: ja, inderdaad, als een soort groei
Ik: en als een prestatie
F: mmmmm prestatie?
Ik: dat meen ik te horen
F:mmmmm
Ik: dan wordt alleen zijn een soort handeling, een doe-ding
F: ahhhhh ik weet al waar je heen wil, je wilt dat ik er iets bij voel
Ik: je komt in de richting…
F: zo van, kijk mij eens goed alleen kunnen zijn
Ik: zo ook weer niet, dat lijkt mij niet de bedoeling
F: maar ik kan toch gewoon flink zijn?
Ik: maar dat kan je wel, dat heb je eerder meegemaakt, flink zijn op jouw manier dan
F: op mijn manier?
Ik: ja
F: je bedoelt stoer doen, net doen alsof ik er geen last van had
Ik: geen verdriet had
F: toen met mijn ouders en mijn vrouw
Ik: vooral met de dood van je ouders
F: ………..toen kreeg ik pas 15 jaar later een reactie
Ik: zo’n uitgesteld verdriet
F: een alsnog verdriet, achteraf
Ik knik
Lange stilte
F: er kan mij niets ergers meer overkomen, behalve dan iets met de kinderen of mijn kleinzoon
Ik: je verandert van stemming
F: ja dat voel ik, ik word somber…..zo wil ik niet thuis komen, mijn zoon wil met mij gaan werken in mijn atelier
Ik: doe dat dan maar hier, somber voelen, neem de ruimte
F: gaat het over?
Ik: wel als je het nu probeert te verdragen
F zucht: even naar het toilet
F is terug: als ik toch nog regelmatig somber ben word ik bang voor het alleen zijn
Lange stilte
Ik: je kunt best alleen zijn, dat heb je bewezen, Eva is er immers al heel lang niet meer…
F: dat heb ik best goed gedaan, het alleen zijn in huis
Ik: je kwam bij mij omdat je kinderen je somber vonden, jijzelf in eerste instantie niet
F: dat weet je nog goed, toen deed ik de albums over Eva, weet je nog wel?
Ik knik
Lange stilte
F: ik word somber van alleen zijn
Ik: misschien help ik je als ik zeg : draai het eens om, als je somber bent wil je niet alleen zijn
F kijkt vragend…..?
Ik: je somberte is even een stemming, dat weet ik van je
F: even een stemming, even…maar altijd te lang
Ik: dat zeg je mooi want het zegt iets over het verdragen van dat gevoel
F: het is niet te verdragen, ik weet niet wanneer het stopt
Ik: en dat is het beangstigende voor jou
F: dat heeft toch iedereen?
Ik: nee, zeker niet, het verdragen van angst is voor iedereen anders, niet iedereen wordt ángstig van sombere gevoelens
F: je legt de nadruk op angstig
Ik: ja
F: dit is lastig, ik voel nu angst en somberheid tegelijk, lijkt het wel
Ik: wat ik aan je gemerkt heb is dat je de somberheid nog wel hebt, maar veel minder dan een jaar geleden, toen je bij mij kwam
F:…dat kan kloppen
Ik: maar als de somberheid je overvalt, word je hetzelfde moment heel angstig, dat weet je wel van jezelf, en dan wil je niet alleen zijn, dan wordt het alleen zijn beangstigend
F: en dan bel ik Roos
Ik knik
Ik: het lijkt mij voor jou belangrijk dat je ervaart dat je de stemmingsdaling kan verdragen, er even stil bij kan blijven staan, bij dat verdrietige gevoel over je ouders en je vrouw
F: mijn verdriet over mijn ouders, ik was in shock, bij Eva was ik niet in shock
Lange stilte, Fred kijkt mij aan en knikt af en toe
Ik: je somberte heeft je verdriet overdekt, dat zijn onbewuste processen
F: mijn verdriet over hun plotselinge dood was zo verschrikkelijk, het deed zo’n pijn, ik was nergens meer, maar dat duurde maar heel even, toen werd ik weer flink, ook voor de buitenwereld, voor Eva en onze baby op komst
Ik: door je verdriet weg te stoppen bleef je overeind
F: zo is het gegaan, maar toen kwamen wel de sombere buien en mijn burn-out na 15 jaar
Ik: wat voel je nu bij wat je nu zegt
F: ik ben nu niet somber, ik voel een akelig soort onrust nu
Ik: verwacht je angstig te worden als het verdriet tevoorschijn komt?
F knikt: ja en dat heb ik best vaak maar dan waas ik de beelden weg
Ik: en word je down
F: en dan gaat het wel weer, ik ga gewoon verder
Ik: hoe voelt het voor je om hierover met mij te praten
F: wel oké, maar het uur is zo om, kan ik vandaag wat langer blijven?
Ik: blijf nu in je gevoel, probeer je te ontspannen, maak je lichaam rustig
Fred ontspant zich duidelijk, de tranen lopen over zijn wangen, hij kijkt mij aan, zoekt troost in mijn blik
Ik: weet je, Fred, je hebt veel meegemaakt, daar moet je rekening mee houden, groot verdriet gaat niet weg, maar als je het van jezelf mag beleven, het niet hoeft te verdringen, dan wordt het verdriet zachter en beter te verdragen
F: dit wil ik vasthouden, jij houdt me bij de les hè?
Ik knik glimlachend.