De baby komt mee (3)
Jasmin heeft stress op haar werk. Zij werd vorige week op het matje geroepen door het afdelingshoofd Niek, althans zo voelde zij dat. Hij doet de planning. Jasmin is de afgelopen weken regelmatig iets eerder naar huis gegaan omdat haar baby ziek werd op de crèche. Ook kwam ze een paar keer later op het werk omdat ze door de wekker heen hebben geslapen vanwege het chronische slaaptekort, haar leidinggevende heeft daarover met Niek gesproken, met het doel tot een oplossing te komen met betrekking tot haar werktijden.
J: ik heb hem aangehoord en gezegd dat ik dat zelf ook vervelend vond en hem beloofd de uren in te halen. Maar dat hoefde niet van hem, hij wist dat ik keihard werkte, trouwens, hij wist er alles van, hij had zelf ook pas weer een baby en hij was blij dat zijn vrouw niet werkte en er daardoor altijd voor de kinderen was. Ik werd meteen achterdochtig en zei hem dat hij zeker vond dat vrouwen met kleine kinderen niet moesten werken. Nee dat was het niet, maar dat vond zijn vrouw was zijn antwoord. Zijn vrouw en ik kennen elkaar oppervlakkig, van personeelsfeestjes. Wij zijn allebei in Bosnië geboren. Haar vader is niet vermoord, de mijne wel. Niek weet dat.
Niek ging door met praten en zei dat hij het wel goed vond voor zijn vrouw dat zij niet werkte omdat zij nog steeds last had van de oorlog in Joegoslavië. Zij is ouder dan ik en heeft bewust vreselijke dingen gezien. Ik niet, daar was ik nog te klein voor maar mijn moeder heeft veel verteld.
Niek vroeg ineens hoe het met mij en mijn moeder was, nu, zoveel jaar later, of wij nog veel last hadden
Ik zei: het gaat gewoon met ons, alles went, ook het verleden en haalde mijn schouders op, een bekend gebaar van mij. Maar ik werd ineens verschrikkelijk moe, in mijn hoofd, ik wilde weg van dit gesprek. Niek was aardig, hij zei, ga maar naar huis, sorry, dit had ik je niet moeten vragen, jullie hebben natuurlijk allemaal nog last van die dingen, misschien moeten mijn vrouw en jij er samen eens over praten, in plaats van met therapeuten die het zelf niet hebben meegemaakt.
Ik knikte en zei dank je wel, ik zal erover denken, Olek is nog op de crèche, ik kan even mijn bed in, tot morgen.
Ik knik
J: volgens mij had hij mij nodig voor zijn vrouw, denk je ook niet?
Ik: zou best kunnen, je vindt hem wel oké hè?
J: ja dat is zo, ze zijn allemaal wel oké op mijn werk, ik voel dat ze het erg vinden wat mijn moeder en ik hebben meegemaakt
Ik: en jij? vind jij het ook erg?
J: ja het zal wel erg zijn, maar ik voel het meer als iets vreemds, wie heeft er nou een vermoorde vader?
Ik knik
J: ik ben altijd dat meisje met die vermoorde vader
Ik: dat is een belastend gevoel
J: zo onwerkelijk
Ik: alsof dat bijna niet waar kan zijn
J: dat is het precies, je gelooft het zelf bijna niet
Ik: heb je het ook lang niet geloofd?
J: ja, en mijn moeder en haar familie geloofden het ook niet, hij is pas jaren later geïdentificeerd, ik zat toen in de 4de VWO, ik weet het nog goed
Ik: hoe is het voor je nu met mij hierover te praten? Gaat het goed met je op dit moment?
J: gaat wel, mijn hoofd suist een beetje, dat krijg ik nog steeds, dat had ik ook in het gesprek met Niek, heel onaangenaam, alsof ik mezelf wegmaakte, vreemd….
Ik: weer vreemd?
J: ja alsof ik weg suis, ik vertelde het mijn stiefvader, die is neuroloog, hij zei dat dat normaal was bij stress, dat weet ik eigenlijk ook wel
Ik: je kreeg denk ik heftige gevoelens toen Niek tegen je praatte over je verzuim
Lange stilte
J: onheil ja en toen dat vreemde
Ik knik
J: denk je dat ik weer een beetje dissocieerde?
Ik: misschien licht, vorige keer hadden we het daar ook over, weet je wel?
J: ja
Ik: je zei toen?
J: ik denk aan toen ik op het perron van de metro stond, dat heb ik je verteld
Ik: ik weet van je dat je een paar dagen na het bericht over de identificatie iets opmerkelijks hebt gedaan toen je op het perron stond
J: toen voelde ik mij al een paar dagen ontzettend vreemd, ik had dat niet aan mijn moeder en stiefvader verteld, mijn moeder was veel te overstuur om met mijn gevoel lastig gevallen te worden
Ik: wat je toen deed was de aanleiding om in therapie te gaan, de eerste keer
J: bij een goede collega van jou, toch? Toen zij met pensioen ging heb jij mij van haar overgenomen
Ik: ja
J: zoiets zal ik nooit kunnen doen nu ik Olek heb………..wat denk jij, zal ik zoiets nooit kunnen doen?
Ik: je hébt het ook helemaal niet gedaan, het was een gedachte, even voor de goede orde, je hebt op dat moment eigenlijk heel goed voor jezelf gezorgd, ik vind het belangrijk dat je weet dat ik dat vind, en niet alleen ik, anderen ook, je was bang dat je iets gevaarlijks met jezelf zou gaan doen, maar je zorgde ervoor dat je het niet deed
J: omdat ik het natuurlijk helemaal niet wou
Ik: je wilde iets niet voelen, iets dat heel erg was, heel angstaanjagend, en dat had sterk te maken met het bericht over je vader
J: ik denk dat dat klopt, dat zegt iedereen zo, je stelt mij gerust
Ik: ik zie een aarzeling bij je
J: maar sinds ik Olek heb voel ik dat vreemde af en toe over me heen komen, dat heb ik jou en mijn man verteld
Ik: we hebben toen verschil gemaakt tussen je ervan bewust zijn angstige gedachtes te hebben nu je een baby hebt en moeder bent geworden , de grote verantwoordelijk die je voelt, wat heel normaal is en alle nieuwe moeders hebben en dissociëren, waarbij je die gedachtes zo bedreigend ervaart dat het bijna voelt alsof je uit elkaar valt, dan stap je in psychologische zin uit de realiteit weg, dat gebeurt onbewust
J: ik stap uit de realiteit, ja dat kan goed kloppen
Ik: je vervreemdt op dat moment van jezelf, eigenlijk is dat een soort zelfbescherming op dat moment
, maar de angst brak even door de zelfbescherming heen….
J: en toen heb ik de conducteur vastgepakt
(In het dossier van Jasmin dat ik twee jaar geleden ontving van haar vorige psychotherapeut vertelde Jasmin het onderstaande tijdens de intake met haar vorige therapeut.
Jasmin en haar moeder waren op de hoogte gebracht van de identificatie van Jasmins vader. Een paar dagen daarna kwam Jasmin uit school, pakte de Metro naar huis en maakte op het perron iets met zichzelf mee dat zij nooit zal vergeten.
“Ik liep naar de conducteur die op het perron stond en pakte hem vast, het gekke was dat ik niet kon praten, ik zag de mensen om mij heen maar hoorde er niet bij, dat gevoel had ik ook al een paar dagen op school. De conducteur zei iets tegen mij, ineens werd ik een soort wakker en zei tegen hem: u moet mij vasthouden want ik ben bang dat ik voor de trein ga springen. De conducteur pakte mij stevig vast, zei, dat ga je mooi effe niet doen meissie, en waarschuwde een collega, die riep een andere collega en samen hielden ze mij vast en gingen met mij naar hun kantine. Zij belden de politie die binnen een kwartier kwam. Na een uur kwam er ook iemand van de crisisdienst. Ik moest mee naar een GGZ instelling. Ik was allang heel helder, dat vreemde was weg, ze vroegen mij van alles, maar ik kon niet antwoorden. Ik zei, bel mijn stiefvader, die kan het u uitleggen. Mijn stiefvader kwam al snel. Er volgde een goed gesprek, over mijn vader, de identificatie, ze waren allemaal lief en begrijpend, de dokter zei dat ik dissocieerde, ze gingen verder onderzoeken of ik een dissociatieve stoornis had, mijn stiefvader huilde, toen moest ik ook huilen, ik zat tegen hem aan, het zakte, ik was weer oké. We mochten naar huis, met rustgevende medicatie voor de nacht en een aantal afspraken met de psycholoog van het crisiscentrum, meteen de volgende dag al”.)
Vervolg sessie
Ik: toen je weer wakker werd, zoals je dat noemde, ben je op het perron heel goed voor jezelf opgekomen, je hebt iemand gewaarschuwd dat je je in gevaar voelde met jezelf
J: ik weet het, dat was oké, de mensen ook
Ik: kan je verder met die wetenschap over jezelf?
J: zeker, dat helpt
Ik: ik hoor een aarzeling
J: een paar weken na de geboorte van Olek had ik het ook, weer de dat vreemde, alsof ik naar de wereld keek van buitenaf, ik had rare gedachten, ik werd meteen bang dat ik weer ging dissociëren, dat vertelde ik aan mijn man, maar niet wat ik voor mij zag, die beelden die niet weggingen, wij zaten samen op de bank, die zei niks aan de hand, dat doe jij vaker met stress, en dat ik dat met jou moest bespreken, dat deed ik en jij vroeg goed door, je begreep mij
Ik: ja dat weet ik nog, natuurlijk, je vertelde mij dat je steeds je moeder voor je zag met jou op de vlucht, weg uit Bosnië, naar de nicht van je moeder in Amsterdam
J: en toen werd ik angstig want ik zag mijzelf met Olek op de vlucht
Ik: net zoals je moeder met jou
J: ik was mijn moeders redding toen, zij leefde voor mij, zij wilde mij in leven houden, daarom moest zij ook blijven leven, maar eigenlijk wou zij niet meer leven denk ik
Ik: vermengde je je moeder met jou?
J: ja, ik wist even niet meer wie ik was, ik of mijn moeder, toen werd ik niemand
Ik: je dissocieerde, je wilde het vreselijke niet voelen, je wilde even niet bestaan
J: mijn man was erbij en zag het gebeuren, dat ik weg waasde
Ik: jullie hebben goed gehandeld, jij door het aan je man te vertellen en je man door je te zeggen het mij te vertellen
J: ik hoop dat ik niet meer dissocieer
Ik knik
J: hoe voorkom ik dat?
Ik: daar ben je al heel goed mee bezig, ik merk dat je je moeilijke gevoelens steeds beter aan kan, je durft ze te beleven, ze mogen even van jou zijn
J: ik hoef ze niet weg te jagen, maar dat komt ook omdat jij bij mij bent
Ik: ja, dat ben ik, ook samen met mij, in deze kamer, beleef je je gevoelens, je blijft overeind en kan betekenis geven aan wat bedreigende en verwarrende gevoelens en gedachten over jou vertellen
J: ik wil goed omgaan met de gevoelens van Olek
Ik: dat is een goed plan
Er staat een afspraak.