Arin, ik ben toch niet gek! (8)
Enkele weken later.
Arin: Max was er weer voor de teambuilding is, we hebben allemaal ons beklag gedaan over de inval, het ging niet echt lekker, met mij bedoel ik, ik deed niet echt mee
Ik kijk vragend
A: ik vond het ineens allemaal zo onbenullig, wat was er nou zo erg aan, de onderzoekers waren correct en het liep voor ons team goed af, maar Max merkte het, hij vond mij vlak, hij zei het heel direct, ik moest wel antwoorden maar ik voelde een enorme weerstand
Ik: werd je bang?
A: dat denk ik wel, hij had mij in een soort greep, heel anders dan u dat doet, ik zei tegen hem: hée hé, doe eens even rustig aan, “waarom?’ vroeg hij met een heel ernstig gezicht, iedereen keek naar mij, omdat je mij klem zet, zei ik. Nee, zei hij, ik zet je niet klem, ik vraag waarom ik rustig aan met je moet doen, daar ben ik benieuwd naar, daar kan je gewoon op antwoorden. Iemand uit het team zei: Arin heeft veel angst in zijn lijf, dat weten wij allemaal best….Max: en daar houden jullie allemaal rekening mee?
Lange stilte
A: ik schrok daarvan, wat zij zeiden over de angst in mijn lijf en dat zij altijd rekening met mij houden, dat wil ik helemaal niet, dus dat zei ik, maar ik zei ook dat ik dat heel aardig van ze vind, maar dat ze daarmee vanaf nu mee op moeten houden. Toen moest iedereen lache, maar Max richtte de aandacht op Iris, die ineens zat te huilen. Ze vertelde dat ze vlak voor de groepsmeeting begon een slechte beoordeling gehad over een rapportage. Een paar collega’s reageerden keihard, ze vonden het doodgewoon dat je op je kop kreeg van je supervisor, dat maakt iedereen regelmatig mee, daar moet je echt niet om huilen, in dit werk moet je keihard zijn voor jezelf, anders moest je iets anders gaan doen, psycholoog worden of zoiets, weer gelach, Iris werd kwaad, jullie lachen me uit, nou kom ik ergens mee en dan reageren jullie zo. Verder is het niet zo bijzonder wat in die sessie gebeurde, over gevoelens en zo, ik vond het niet zo’n goede sessie, eigenlijk zonde van mijn tijd.
Ik: ik denk dat er iets bij jou bleef hangen dat niet benoemd werd
A: dat gevoel kreeg ik ook, maar ik kom er niet goed bij
Ik: je zei dat je het allemaal zo onbenullig vond, het gebeuren met de inval
Lange stilte
A: onbenullig in vergelijk met wat mijn ouders hebben meegemaakt
Ik: dat is je maatlat
A: ja, u heeft dat eens leedhiërarchie genoemd
Ik knik
A: die ik hanteer als ik zelf iets naars voel of meemaak
Ik knik
A: dat doen alle mensen
Ik: nee hoor
A: waarom doe ik dat dan?
Ik kijk hem afwachtend aan
A: wat ik nu voel is dat waardevolle gesprek dat mijn ouders en mijn zus en ik hadden, na de inval, toen ik dat vertelde, we waren heel erg samen, dat heb ik niet met mijn team, terwijl ik ze heel aardig vind
Lange stilte
A: ze hebben nog nooit iets heel ergs meegemaakt, zoals Iris, die huilt om een slechte beoordeling, ongelooflijk, daar trek je je toch niets van aan!!
Ik: mag je je alleen naar voelen over heel erge dingen?
A: pfff, misschien kinderen, die mogen verdrietig zijn om wissewasjes, hun hersens zijn nog klein, ze zijn gauw uit het lood geslagen, dat meen ik echt
Ik: ai ai, wat een bijzondere theorie!
A: u steekt de draak met mij!
Ik: dat zou best eens kunnen
A: zegt u het maar, ik kan best wat hebben, dat vind Max ook
Ik: waar ik aan denk is hoe je bij mij binnen kwam, je leed aan heel veel lichamelijke klachten, je mocht vooral geen gevoelens hebben van jezelf, en zeker er niet over praten met een psycholoog, je zei steeds “ ik ben toch niet gek!”
Arin knikt: ja dat weet ik nog
Ik: maar je lichaam gaf signalen die er niet om logen
A: geen enkele dokter kon iets vinden
Ik: wij praten al heel lang samen, vooral over de gevoelens die je wegstopt, verdringt
A: onbewust
Ik: vandaag eigenlijk ook weer
A: dat Iris dat niet doet
Ik: ja, zij voelt wat er te voelen valt, ze stopt haar nare gevoel niet weg, ze weet dat ze best nare gevoelens aankan
A: dus dat is juist goed van haar
Ik: ze toont haar kwetsbaarheden aan zichzelf en aan jullie
A: ik zal mijzelf nooit kwetsbaar maken
Ik: toch denk ik dat je dat wel hebt gedaan
Lange stilte
Ik: je hebt onbewust je lichaam kwetsbaar gemaakt door zoveel te verdringen van je angsten, de vreselijke verhalen van je ouders en je oma, en dat is heel begrijpelijk
A: dat is dan echt héel onbewust, dat doe ik niet expres
Ik: klopt, maar het gebeurt wel, buiten je weten om
A: ik voel al zoveel meer dan eerst, voordat ik bij u kwam, maar er zijn grenzen
Ik: die ga je verkennen in onze gesprekken
A: klopt het dat ik nauwelijks lichamelijke klachten meer heb?
Ik: ja, behalve het slikken, dat steekt af en toe de kop op, we gaan er goed op letten
A: mag ik nog even iets leuks aan u vertellen?
Ik: ik ben benieuwd
A: ik denk dat u het leuk vindt, zie het als een kadootje, u werkt hard aan mij, dat voel ik heel goed
Ik lachend: kom maar op met het kadootje
A: mijn nieuwe vriendje heet Tjeerd, zijn ouders zijn fruittelers, ze hebben 9 kinderen, hij is de vierde, ze studeren allemaal, in ons eetcafé kwam hij plotseling op mij af, hij sloeg zijn arm om mij heen en zei, zo maatje, wij gaan samen iets leuks doen, het ging allemaal vanzelf, hoe vindt u dit?
Ik lach: had je zus gelijk?
A: ja, heel veel vlinders in mijn buik!