Divan op de Kring, 17 december 2024, Kerstspecial
Negen Kringleden over Hun Ware Zelf
Mijn voordracht.
Met mijn ware zelf houd ik mij eigenlijk niet zo bezig.
Maar zij doet dat wél met mij!
Mijn ware zelf bezoekt míj, onverwacht en overrompelend. Bepakt met liefdes-en vuurpijlen, gaat zij mij raken.
De ene keer met een liefdespijl, de andere keer met een vuurpijl, dat weet ik al uit eerdere ervaringen met haar.
Zij maakt scheurtjes in mijn pantser en zij richt doeltreffend, ik vertrouw haar wel.
Aan haar pijlen hangt zij heldere boodschappen, die mij verduidelijken aan mijzelf.
De boodschappen benoemen het licht en het donker in mijn binnenste, Eros en Thanatos behoren daar tot het vaste meubilair.
Het voelt oprecht.
Daar word ik rustig van.
Daarom waardeer ik de bezoekjes van mijn ware zelf .
Haar pijlen aarden mij in mijn bestaan.
Onlangs overkwam mij weer zo’n bezoek van mijn ware zelf.
Ik was in het Stedelijk Museum en stond voor een schilderij van Miriam Cahn.
Ik merkte dat ik mijn rug rechtte, mijn hoofd ophief en mijn voeten stevig in de vloer duwde.
Ik herkende onmiddellijk iets heel eigens van mijzelf in die houding: dit schilderij had qua voorstelling een pijnlijke, moeilijke inhoud zoals al haar schilderijen die met
genadeloze realiteit de wreedheden van de mensheid tonen.
En dat voelde ik ook, en daarom maakte ik mijn lichaam sterk, want dat had ik van mijn váder geleerd: als je iets naars meemaakt, recht je rug, kop omhoog en voeten stevig op de grond, kijk ernaar, en besef dat je leeft, dat je mág leven, hoe moeilijk ook, dat is de realiteit, leer te houden van de onopgesmukte realiteit.
Mijn vader was zeer betrokken bij ons, hij wilde ons veel leren.
Hij pakte vaak een geschiedenisboek uit de boekenkast en las er iets uit voor.
Ten behoeve van onze algemene ontwikkeling, zeker, maar achteraf denk ik vooral om ons voor te bereiden op wat je als mens allemaal kan meemaken, en dat waren niet de fijnste dingen.
Oké, ik stond daar in het museum stevig te wezen en liet het schilderij op mij in werken, ik zag op het doek een mens in gevaar, helemaal alleen, misschien op de vlucht, in een meedogenloos felgekleurde achtergrond, schrikaanjagend en dreigend.
Ik verplaatste mij in die mens op dat schilderij, en daar kwam mijn ware zelf op bezoek, haar vuurpijl trof feilloos mijn meestal weggestopte onwelgevallige gevoelens van kwetsbaarheid en vergankelijkheid, er was geen ontkomen aan, er bleef niet veel over van die rechte rug, het voelde nietig, stil en donker, meer Thanatos dan Eros, maar wel heel echt.
Er gebeurde nog meer, iets anders, het schilderij was niet alleen vreselijk van onderwerp, nee, het was ook vreselijk
mooi, qua kleuren, qua belijning, de zachte overgangen van felrood en oranje naar tedere pastelkleuren.
Ik vond het een verbijsterend mooi schilderij.
De deur van mijn binnenste dat zojuist gevuld was met het besef van onmacht en nietigheid werd voor de tweede keer opengeduwd.
Daar was mijn ware zelf weer.
Deze keer met Eros en een liefdespijl, die hij als een zachte dagdroom in mijn binnenste liet belanden.
Mijn lichaam ontspande zich, het voelde heel behaaglijk, ik voelde mijn móeder bij mij binnenkomen!
Haar vrolijke elegantie, haar zachte oogopslag, samen naar de Bijenkorf, de stoffenafdeling op de parterre, altijd iets kopen, thee en taartjes in het restaurant, haar prachtige aquarellen, veel bloemen in ons huis.
Wij, arm in arm en dan haar: gezellig hè.
Ik stond nog steeds voor het schilderij, ik voelde dat mijn moeder haar arm om mij heen sloeg en zag haar lieve troostende blik en voelde weer haar opbeurende gezelligheid. Mijn moeder kón ook goed troosten, ons, de kinderen voor onze kleine verdrietjes, maar vooral mijn vader, die nog vele jaren na 40-45 behoorlijk somber kon zijn.
Samen met mijn allang gestorven ouders, bekeek ik de andere schilderijen, ik pakte van allebei een hand, het was fijn.
Ik besefte ineens helder, dat ik mij op dat moment, zonder probleem, serieus én gezellig kon voelen, zíjn boekenkast en háar Bijenkorf, ik bereikte een soort van vrolijke diepgang.
Behalve dat wat ik niet kan kennen, denk ik dat ik mijzelf best ken.
Vaak schommelend tussen allerlei gevoelens, gedachten en bezigheden, dilemma’s, innerlijke conflicten,
piekerend, mijmerend, dagdromend, fantaserend, zoals heel veel mensen denk ik.
Kijk, dit schilderij maakte ik enkele weken geleden, naar een fotootje dat in onze serre hangt, ik was in een nostalgische bui.
Dat ben ik, 5 jaar, op de schommel in de speeltuin van het Groot Melkhuis in het Vondelpark.
Ik voel mij, 72 jaar later, nog steeds verwant met dat kleine meisje.
Ik zie de ernstige blik die misschien wijst naar de angstige bezorgdheid die ik regelmatig over mijn vader kon voelen, of het wel goed met hem ging, die angstige bezorgdheid die ik nog steeds op allerlei andere terreinen van mijn leven heb.
Maar, de gezelligheid waarmee mijn moeder mij altijd heeft omringd woog ruimschoots tegen dat zware gevoel over mijn vader op.
Wij gingen heel vaak naar deze speeltuin, wij woonden er heel dichtbij, mijn moeder nam haar breiwerk mee.
Schommelen, zo hoog mogelijk, heerlijk, de wind die langs je hoofd streek, even helemaal weg…
Ik kom “schommelend” bij mijn ware zelf, dat weet ik zeker.
Dan ben ik ontvankelijk voor de vuur-en liefdespijlen waarmee mijn ware zelf mij bezoekt en mij ergens mee confronteert, akelig of prettig, maar wel oprecht.
Zo werkt dat bij mij.
De psychoanalyticus Frank Tallis steunt mij in deze gedachte.
Onlangs, in zijn laatste boek schrijft hij: met de komst van de psychoanalyse, voelt de moderne mens zich op zijn gemak bij ambiguïteit en ambivalentie.
Wij houden van dubbelzinnigheden, tegenstrijdigheden, mogen ons conflictvol voelen, in ons wonen Eros en Thanatos, onze levens-en doodsdrift naast elkaar.
We veronderstellen zelfs een onbewuste waardoor ons innerlijk een waar strijdtoneel wordt waarvan wij grotendeels weinig begrijpen.
Oeverloos mogen wij praten en schrijven over ons innerlijke geschommel. En gelukkig maar, want het leren verdragen van ambiguïteit en ambivalentie maakt ons speels en creatief, innerlijk soepel en innerlijk oprecht.
Wat een opluchting!
Dan mag míjn ware zelf ook gevuld zijn met ambiguïteit en ambivalentie!
Sterker nog, dat ís mijn ware zelf!
Al dat innerlijke gerommel, gestommel en geschommel, dat bén ik.
Als ik dat van mijzelf oprecht mag weten en voelen, dan is mijn ware zelf zo wáar als in mijn mogelijkheden ligt.
Ik vind dat heel realistisch en ik word er ook nog vrolijk van.
Boekenkast en Bijenkorf!
Hé, daar zijn mijn ouders weer.
We zijn kennelijk nog steeds in het museum, dat is fijn want dan kan ik ze bedanken omdat zij de eerste twee mensen waren, die mij vanaf mijn geboorte aan mijzelf hebben uitgelegd en dat trouw bleven doen totdat ik aangaf dat zelf te kunnen.
Zij deden dat betrokken en liefdevol, elk op hun eigen manier.
Vanuit hún ware zelf kon ik míjn ware zelf ontdekken.
Lopend naar de uitgang losten mijn ouders op.
Ik liep naar huis, het was een fijne middag.