
Bertha Pappenheim, Anna O. op 21 jarig leeftijd
Anna O. en het hondje van de gouvernante.
Mijn inleiding van de voordracht van Annemiek van Dijke: Dierondersteunende psychotherapie, gehechtheid en de therapeutische alliantie (antrozoölogie)
Divan op de Kring, 24 oktober 2024
Annemiek van Dijke, klinisch psycholoog en klinisch neuropsycholoog gaat vertellen over de goede invloed van de inzet van dieren op het therapeutische proces.
Maar ik ga eerst even iets vertellen hoe in Wenen, in de zomer van 1882 een hondje juist de óórzaak was van de verschrikkelijke angst van Anna O. om wat dan ook maar te drinken.
Anna O., de casusnaam van Bertha Pappenheim, was sinds anderhalf jaar in therapie bij Joseph Breuer, een beroemde huisarts voor de Weense elite, wegens hysterische symptomen.
Over het geval Anna O. is tot op vandaag ontzettend veel vakliteratuur gepubliceerd.
Haar ziekte ging gepaard met vele schokkende symptomen, van bizar tot zeer verontrustend.
Breuer heeft gedurende twee jaar 1000 klokuren aan haar besteed, hij bezocht haar thuis.
Freud en Breuer beschreven haar casus als eerste in het standaardwerk over Hysterie dat 11 jaar later, in 1893 uitkwam.
Ik zag op internet, dat Netflix een serie aan het maken is die belooft diep in te gaan op het leven van Anna O., haar therapieën bij Breuer en de ontwikkeling van de psychoanalytische benadering, ik kijk ernaar uit.
Maar ondanks deze hoeveelheid informatie over haar casus is er naar mijn idee één gebeurtenis in haar ziektegeschiedenis onderbelicht gebleven wat betreft de interpretaties.
Namelijk het incident met het hondje van de gouvernante.
Juist in samenhang met de voordracht van Annemiek ga ik een herstelpoging doen.
Bertha Pappenheim, ik gebruik verder haar casusnaam Anna O., “ontvluchtte” in 1880 toen zij 21 jaar was aan haar traditionele, vrijheidsbeperkende toekomst door ónbewust ernstige somatische en psychische symptomen te ontwikkelen, waardoor de huwbaarheid even van de baan was.
Breuer paste op Anna O. hypnose toe, een methode om het onbewuste te bereiken om zo pijnlijke verdrongen inhouden te bevrijden en alsnog te behandelen in de veiligheid van de therapeutische setting.
In Parijs had Charcot hoopvolle resultaten bereikt met hypnose, vooral bij hysterische symptomen en door zijn stagiair Sigmund Freud, was de hypnose naar Wenen gebracht.
Aanvankelijk bracht Breuer Anna O. onder hypnose, maar al snel bleek de hypnose niet nodig te zijn, haar bewuste materiaal met vele onderliggende onbewuste inhouden stroomde rijkelijk. Breuer hoefde alleen maar te luisteren zonder haar te onderbreken, ze voelde het praten als schoorsteenvegen, wegpraten, ze voelde zich schoongemaakt, de methode kreeg de naam catharsis.
Terug naar het hondje van de gouvernante.
In de snikhete zomer van 1882, anderhalf jaar na het begin van de therapie, zag Anna O. dat haar gouvernante haar hondje uit haar waterglas liet drinken.
Vanaf dat moment kon zij niet meer drinken en besloot zij alleen maar fruit te eten en viel zij verontrustend af.
Vanwege de ernst van het gewichtsverlies zette Breuer weer hypnose in, en volgens het casusverslag van Breuer vertelde zij onder hypnose over de walging die beslag nam over haar hele lichaam toen zij het hondje water zag drinken uit het glas. Interpretatie van Breuer was dat zij de walging had verdrongen waardoor haar mond weigerde te drinken.
Een typisch verschijnsel van conversie .
Toen zij uit hypnose kwam kon zij de walging verder “wegpraten” en ging zij weer normaal eten en drinken.
Een succes zou je zeggen.
Incident afgesloten, gewoon een onhygiënische gouvernante en een stout hondje dat best weet dat hij niet uit een mensenglas mag drinken!
Maar mijn inziens gaat er iets mis met de interpretatie over de verdrongen walging.
En ik kwam hierop omdat ik in een publicatie over het leven van Bertha Pappenheim een gedicht van haar had gelezen en dat klinkt zo:
Liefde kwam niet naar mij toe –
Dus ik vegeteer als een plant,
In een kelder, zonder licht.
Liefde kwam niet naar mij toe –
Dus ik klink als een viool,
Wiens strijkstok gebroken is.
Liefde kwam niet naar mij toe –
Dus ik verdiep mij in werk,
Mijzelf pijnlijk levend van plicht.
Liefde kwam niet naar mij toe –
Dus ik denk graag aan de dood,
Als een vriendelijk gezicht.
Ik werd daar heel droevig van en dacht, op welk moment van de behandeling zou het mis gegaan zijn dat Bertha voor haar verdere leven verstoken bleef van de liefde?
Merkwaardig genoeg ging mijn vrije associatie meteen naar het hondje van de gouvernante, naar de conversiestoornis van Anna O.’s mond, die niet meer kon drinken en ik ging fantaseren.
Ik dacht, als ík de analytica van Anna O. was geweest, dan had ik het moment van dat schone glas met het heldere water, en dan het hondensnuitje erin, geduid als de schók van het aantasten van de reinheid, de maagdelijkheid.
En ik was niet alleen maar blijven steken in de walging, maar ik had heel voorzichtig, stapje voor stapje, bij Anna O. de wéns om te vóelen vrijgemaakt uit haar onbewuste: gebeurde het maar, dat mijn reinheid en maagdelijkheid worden verbroken, dat ik opensta voor het ontdekken en mogen voelen wat er voor moois in mijn lichaam kan gebeuren, in plaats van al die hysterische, doodzieke verschijnselen. Ik ben het hondje dánkbaar, het heeft mij een bóodschap geven, mij wakker geschud! Wat heb ik aan die genotloze ongeschondenheid!!
Aldus dacht Anna O., in mijn fantasie.
Ik denk dus dat Breuer mis zat met de nadruk te leggen op de duiding dat alleen de wálging werd verdrongen.
Ik denk dat Anna O. ook schrok van het moment van haar onbewuste lust, dat haar overkwam toen het hondensnuitje het reine, maagdelijke waterglas bezoedelde.
Juist de lúst werd verdrongen.
De lúst die uit haar onbewuste ontsnapte, was het gevaar, niet zozeer de walging; de walging verdróng de lust, misschien ontglipte die notie aan Breuer, of misschien durfde hij haar lust niet te duiden, hij liet het erbij, ze kon immers weer drinken?
Bedenk wel, dat meisjes uit de welgestelde klasse in hun opvoeding onwetend werden gehouden betreft seksualiteit, ook letterlijk over het gebeuren in de huwelijksnacht.
En meer dan dat, ook hun geestelijke ontwikkeling volgde een vast stramien.
Maar, terug naar de realiteit van toen, ik was niet de analytica van Anna O., de psychoanalyse stond nog in haar kinderschoenen en bleef nog bij de cathartische methode, het schoonpraten, de techniek van het verfijnde duiden kwam pas jaren later op gang.
Anna O.’s symptomen werden weliswaar behandeld, maar haar innerlijk werd voor haarzelf niet echt verdiept.
Wel was zij na haar behandeling van groot belang voor ánderen: zij was maatschappelijk vernieuwend betreft de emancipatie van vrouwen op verschillende gebieden, richtte de Joodse Vrouwenvereniging op, schreef kinderboeken, en begeleidde Joodse kinderen naar Engeland om uit de handen van de nazi’s te blijven.
Zij stierf in 1936 op 77jarige leeftijd.
Haar leven verliep helaas zoals in haar gedicht beschreven.
De liefde was niet naar haar toegekomen.
Ík had het hondje door míj́n duiding een prominente functie gegeven om iets moois bij Anna O. open te leggen.
Dan had zij vast nooit zo’n droevig gedicht hoeven schrijven.
Liesbeth Dullaart-Pruyser, klinisch psycholoog/ psychoanalytica.